Het Grote Niets

Herman Bussemaker schrijft uitgebreid in hoofdstuk negen van zijn boek Indisch Verdriet over Het Gebaar als project[i]. Daarin bespreekt hij de structuur, de commissies, de projecten die er mee verband houden, aan wie die projecten werden gegund, inclusief de subsidies en de thematiek. In de eindfase van de onderhandelingen voor de Backpay-regeling in 2015 had het oude IP geen enkel mandaat om een soort “Gebaar 2.0” op te zetten want dat is de Collectieve Erkenning naar mijn mening die uiteindelijk de tweede pijler van de Indische Kwestie, de vergoeding van materiële oorlogsschade, tot een non-issue misvormde.

In mijn gesprek met Silfraire Delhaye[ii] op 3 februari 2017 betrekt hij nog de stelling dat loskoppeling van Backpay en materiële oorlogsschade niet denkbaar is. Het belangrijkste in dit gesprek was mijn constatering dat Van Rijn in Delhaye een medestander vond om de precedentwerking van de nog overeen te komen Backpay-regeling te voorkomen waarbij de weduwen dus feitelijk aan het kortste eind trokken. Op mijn vraag of hij heeft geprobeerd om Van Rijns zorg voor de precedentwerking weg te nemen zegt Delhaye:

“Omdat de kwestie van de Backpay volledig gekoppeld is met de Indische gemeenschap kon een precedentwerking hier niet uit voortvloeien. Ook omdat de beslissing van het Kabinet is gebaseerd op een morele grondslag en niet op een juridische. Omdat het juridische pad al is dichtgetimmerd. Dus denk ik dat daarmee het sein op groen is gegaan.”

Heeft er binnen de onderhandelingsdelegatie nog een interne afweging en discussie plaatsgevonden om de weduwen bij de regeling te betrekken is vervolgens mijn vraag.

“Het was niet makkelijk het aanbod van de staatssecretaris te aanvaarden in het besef dat dit een klein gedeelte betrof van de Indische Kwestie. Klein ook in geld uitgedrukt. Slechts 1100 personen. Toch stonden wij voor de keuze: wel of niet accepteren. Uitbreiding van de doelgroep naar de weduwen respectievelijk de nazaten van reeds overledenen rechthebbenden zou een breekpunt kunnen zijn. Daar zou mogelijk precedentwerking in kunnen schuilen, dat is één; twee: alle oorlog gerelateerde uitkeringen zijn bijna altijd aan overlevenden toegekend en voor zover mij bekend geldt dat ook voor de geallieerde landen, ook voor de Australiërs. En het akkoord betekent ook erkenning. Dat is belangrijk!  Ik werd meteen gebeld door betrokkenen die daar op wezen.”.

Ik constateer dat de voorzitter van het IP de feiten niet kent en nog belangrijker, de gedachtegang van Silfraire Delhaye vormt voor  Martin van Rijn de kern van zijn Backpay regeling.

De volgende passage is ontleend aan de begroting van het ministerie van VWS fiscaal jaar 2016-2017. In artikel 7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Wereldoorlog II wordt gesproken over de rol van de minister van VWS onder nummer 2, getiteld ‘rol en verantwoordelijkheid van de minister’.

“Het is belangrijk om de herinnering aan WO II levend te houden en te borgen dat blijvend betekenis kan worden gegeven aan het verhaal van «de oorlog». Ook dit is onderdeel van de leidende begrippen «ereschuld» en «bijzondere solidariteit» ten aanzien van de deelnemers aan voormalig verzet en de oorlogsgetroffenen. Het belang van het levend houden van de herinnering geldt niet alleen voor (nabestaanden van) mensen die deze oorlog hebben meegemaakt, maar juist ook voor nieuwe generaties. Generaties van nu en later moeten – ook als de eerste generatie is weggevallen – betekenis kunnen geven aan alle facetten van deze geschiedenis. Dat geldt zowel voor de oorlog zoals deze zich in Nederland en Europa heeft afgespeeld, en dan vooral de Holocaust als dieptepunt van het menselijk handelen, als voor de oorlog (en de Bersiap-periode 1945–1949) in voormalig Nederlands-Indië. De betekenis van het levend houden van de herinnering aan WO II is gerelateerd aan hedendaagse vraagstukken van grondrechten, democratie, (internationale) rechtsorde en vrijheid. De invulling hiervan vindt plaats langs vier domeinen: benodigde kennis, museale functie, educatie en informatie alsmede herdenken, eren en vieren.”

Op deze manier worden de uitgesproken thema’s Ereschuld en Bijzondere solidariteit vervormd tot holle frasen  Bewijs vormen de uitwisseling van argumenten en de rigide stellingname van de huidige staatssecretaris ten aanzien van de grondslag van de gekozen peildatum dat een arbitrair criterium is. Er is hier sprake van volstrekte willekeur. Een peildatum gekozen om de groep van rechthebbenden tot onaanvaardbaar minimum in te perken. Van een relatie tussen het levend houden van de herinnering aan WO II en de hedendaagse vraagstukken  van grondrechten en (internationale) rechtsorde is geen sprake. Ik concludeer dat er hier sprake is van ontrechting van de weduwen.

Drie oktober 2019 vindt een Algemeen Overleg (AO) plaats van de Vaste Kamer Commissie Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) met Paul Blokhuis. Vooralsnog is er geen steun voor het voorstel tot de oprichting van een Commissie van Wijze personen,  dat eigenlijk is gebaseerd op een motie van Pia Dijkstra in 2011 die vroeg om oprichting van een commissie van drie wijze personen.  Het blijft bij deze openbaring van mevrouw Dijkstra. Op 3 oktober 2019 weigert zij haar steun aan een zodanig voorstel van Fleur Agema,  maar vraagt excuses aan Agema voor het feit dat de PVV in 2011 Dijkstra’s motie niet steunde.

De voorzitter van dit overleg Helma Lodders zegt nog dat het debat over een commissie van wijze personen zal worden behandeld in een plenair debat. Zover zal het niet komen. De motie van Gerven (SP) / Kerstens (PvdA) met het concrete verzoek tot instelling van een commissie van wijze personen komt niet in stemming door een brief van Blokhuis vlak voor de stemming op 11 februari.

  • De Backpay-regeling uit 2015 is tot stand gekomen in een proces dat niet transparant was en de kenmerken draagt van ongelijke behandeling. Deze uitkering betreft alleen de genoemde oud-ambtenaren en oud militairen die nog in leven waren op 15 augustus 2015. Een ieder die daarvoor is overleden en hun erfgenamen hebben geen recht op de uitkering.
  • Vastgesteld kan worden dat de regering zich heeft onttrokken aan haar morele verantwoordelijkheid. Een aantal beginselen van behoorlijk bestuur spelen een rol in de casus Backpay-regeling Concreet: er is geen duidelijke motivering waarom wel of geen uitzonderingen worden gemaakt.
  • Wanneer wordt gekeken naar de getroffen groep burgers, dan moet worden vastgesteld dat het hier gaat om een groep die qua achtergrond als Indische bestuursambtenaren of KNIL-militairen anders worden behandeld op grond van een toenmalige nationaliteit. Voor een deel zal hetzelfde gelden voor een discriminatie naar ras. In effect heeft de regeling vooral betrekking op mensen van Indische en Molukse achtergrond, die anders worden behandeld dan mensen die die achtergrond niet hebben, zonder dat daarvoor een objectieve rechtvaardiging is.
  • De Nederlandse regering negeert structureel een beroep op openbaarheid waardoor de rol van het parlement fundamenteel en blijvend is ontwricht. Het is immers haar grondwettelijke taak om de regering te controleren en dat kan alleen als zij over alle relevante overheidsdocumenten kan beschikken.
  • Aanvullende wetgeving die het karakter draagt van reparatiewetgeving moet plaats vinden waarbij de weduwen van de vóór 15 augustus 2015 overleden ambtenaren van het (Indische) Gouvernement en militairen van het voormalige KNIL, een eigen rechtspositie wordt toegekend zodat zij in aanmerking komen voor excuses en een financiële genoegdoening van de Nederlandse overheid.

De meest recente brief van staatssecretaris Paul Blokhuis (11 februari 2020) zet de Tweede Kamer buitenspel en het IETS wat hij in het vooruitzicht stelt is Het Grote Niets.

Henk Harcksen, 18 februari 2020


[i]Indisch Verdriet, Dr. H.TH. Bussemaker,2014, blz. 245 e.v.

[ii] Blauwe Brieven, Indische Ontrechting, Henk Harcksen, 2019, blz. 86 e.v.

Dit bericht werd geplaatst in Het Recht, Indische Kwestie, Ontrechting, Politiek en getagged met , , . Maak dit favoriet permalink.

Een reactie op Het Grote Niets

  1. R Geenen zegt:

    In eerste instantie wil ik opmerken dat Silfraire Delhaye zich toen had moeten terugtrekken. Hij had met zijn arrogante houding thuis moeten blijven, want hij is niet door de Indische gemeenschap als zodanig aangesteld. Dat hij er nog steeds zit is een blamage voor de hele Indische gemeenschap.
    Onbegrijpelijk dat de anderen in het Sofiahof dat nog steeds tolereren.
    Kan iemand mij vertellen wat voor bestaansrecht het IP heeft? Wie worden er vertegenwoordigen? Is er iemand op I4E en JP die vindt dat het IP hun op een waardige manier vertegenwoordigd? Zo ja, waarom? Zo niet, wat doet u er aan? Of is het een Indisch zwijgen?
    Waarom is er niemand in Indisch Nl die tegen dat personage durft op te treden?

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s